Present |
Singular 1 ik zwerf2 jij zwerft3 hij zwerft | Plural1 wij zwerven2 jullie zwerven3 zij zwerven |
Past tense
|
Singular 1 ik zwierf2 jij zwierf3 hij zwierf | Plural1 wij zwierven2 jullie zwierven3 zij zwierven | Perfect
|
Singular 1 ik heb gezworven2 jij hebt gezworven3 hij heeft gezworven | Plural1 wij hebben gezworven2 jullie hebben gezworven3 zij hebben gezworven | Future
|
Singular 1 ik zal zwerven2 jij zult zwerven3 hij zal zwerven | Plural1 wij zullen zwerven2 jullie zullen zwerven3 zij zullen zwerven | Past perfect
|
Singular 1 ik had gezworven2 jij had gezworven3 hij had gezworven | Plural1 wij hadden gezworven2 jullie hadden gezworven3 zij hadden gezworven | Future perfect
|
Singular 1 ik zal gezworven hebben2 jij zult gezworven hebben3 hij zal gezworven hebben | Plural1 wij zullen gezworven hebben2 jullie zullen gezworven hebben3 zij zullen gezworven hebben | Conditional
|
Singular 1 ik zou zwerven2 jij zou zwerven3 hij zou zwerven | Plural1 wij zouden zwerven2 jullie zouden zwerven3 zij zouden zwerven | Conditional perfect
|
Singular 1 ik zou gezworven hebben2 jij zou gezworven hebben3 hij zou gezworven hebben | Plural1 wij zouden gezworven hebben2 jullie zouden gezworven hebben3 zij zouden gezworven hebben |