Present |
Singular 1 ik bevestig2 jij bevestigt3 hij bevestigt | Plural1 wij bevestigen2 jullie bevestigen3 zij bevestigen |
Past tense
|
Singular 1 ik bevestigde2 jij bevestigde3 hij bevestigde | Plural1 wij bevestigden2 jullie bevestigden3 zij bevestigden | Perfect
|
Singular 1 ik heb bevestigd2 jij hebt bevestigd3 hij heeft bevestigd | Plural1 wij hebben bevestigd2 jullie hebben bevestigd3 zij hebben bevestigd | Future
|
Singular 1 ik zal bevestigen2 jij zult bevestigen3 hij zal bevestigen | Plural1 wij zullen bevestigen2 jullie zullen bevestigen3 zij zullen bevestigen | Past perfect
|
Singular 1 ik had bevestigd2 jij had bevestigd3 hij had bevestigd | Plural1 wij hadden bevestigd2 jullie hadden bevestigd3 zij hadden bevestigd | Future perfect
|
Singular 1 ik zal bevestigd hebben2 jij zult bevestigd hebben3 hij zal bevestigd hebben | Plural1 wij zullen bevestigd hebben2 jullie zullen bevestigd hebben3 zij zullen bevestigd hebben | Conditional
|
Singular 1 ik zou bevestigen2 jij zou bevestigen3 hij zou bevestigen | Plural1 wij zouden bevestigen2 jullie zouden bevestigen3 zij zouden bevestigen | Conditional perfect
|
Singular 1 ik zou bevestigd hebben2 jij zou bevestigd hebben3 hij zou bevestigd hebben | Plural1 wij zouden bevestigd hebben2 jullie zouden bevestigd hebben3 zij zouden bevestigd hebben |