Present |
Singular 1 ik beantwoord 2 jij beantwoordt 3 hij beantwoordt
| Plural 1 wij beantwoorden 2 jullie beantwoorden 3 zij beantwoorden |
Past tense
|
Singular 1 ik beantwoordde 2 jij beantwoordde 3 hij beantwoordde
| Plural 1 wij beantwoordden 2 jullie beantwoordden 3 zij beantwoordden |
Perfect
|
Singular 1 ik heb beantwoord 2 jij hebt beantwoord 3 hij heeft beantwoord
| Plural 1 wij hebben beantwoord 2 jullie hebben beantwoord 3 zij hebben beantwoord |
Future
|
Singular 1 ik zal beantwoorden 2 jij zult beantwoorden 3 hij zal beantwoorden
| Plural 1 wij zullen beantwoorden 2 jullie zullen beantwoorden 3 zij zullen beantwoorden |
Past perfect
|
Singular 1 ik had beantwoord 2 jij had beantwoord 3 hij had beantwoord
| Plural 1 wij hadden beantwoord 2 jullie hadden beantwoord 3 zij hadden beantwoord |
Future perfect
|
Singular 1 ik zal beantwoord hebben 2 jij zult beantwoord hebben 3 hij zal beantwoord hebben
| Plural 1 wij zullen beantwoord hebben 2 jullie zullen beantwoord hebben 3 zij zullen beantwoord hebben |
Conditional
|
Singular 1 ik zou beantwoorden 2 jij zou beantwoorden 3 hij zou beantwoorden
| Plural 1 wij zouden beantwoorden 2 jullie zouden beantwoorden 3 zij zouden beantwoorden |
Conditional perfect
|
Singular 1 ik zou beantwoord hebben 2 jij zou beantwoord hebben 3 hij zou beantwoord hebben
| Plural 1 wij zouden beantwoord hebben 2 jullie zouden beantwoord hebben 3 zij zouden beantwoord hebben |