Present |
Singular 1 ik voel2 jij voelt3 hij voelt | Plural1 wij voelen2 jullie voelen3 zij voelen |
Past tense
|
Singular 1 ik voelde2 jij voelde3 hij voelde | Plural1 wij voelden2 jullie voelden3 zij voelden | Perfect
|
Singular 1 ik heb gevoeld2 jij hebt gevoeld3 hij heeft gevoeld | Plural1 wij hebben gevoeld2 jullie hebben gevoeld3 zij hebben gevoeld | Future
|
Singular 1 ik zal voelen2 jij zult voelen3 hij zal voelen | Plural1 wij zullen voelen2 jullie zullen voelen3 zij zullen voelen | Past perfect
|
Singular 1 ik had gevoeld2 jij had gevoeld3 hij had gevoeld | Plural1 wij hadden gevoeld2 jullie hadden gevoeld3 zij hadden gevoeld | Future perfect
|
Singular 1 ik zal gevoeld hebben2 jij zult gevoeld hebben3 hij zal gevoeld hebben | Plural1 wij zullen gevoeld hebben2 jullie zullen gevoeld hebben3 zij zullen gevoeld hebben | Conditional
|
Singular 1 ik zou voelen2 jij zou voelen3 hij zou voelen | Plural1 wij zouden voelen2 jullie zouden voelen3 zij zouden voelen | Conditional perfect
|
Singular 1 ik zou gevoeld hebben2 jij zou gevoeld hebben3 hij zou gevoeld hebben | Plural1 wij zouden gevoeld hebben2 jullie zouden gevoeld hebben3 zij zouden gevoeld hebben |