Present |
Singular 1 ik begin2 jij begint3 hij begint | Plural1 wij beginnen2 jullie beginnen3 zij beginnen |
Past tense
|
Singular 1 ik begon2 jij begon3 hij begon | Plural1 wij begonnen2 jullie begonnen3 zij begonnen | Perfect
|
Singular 1 ik ben begonnen2 jij bent begonnen3 hij is begonnen | Plural1 wij zijn begonnen2 jullie zijn begonnen3 zij zijn begonnen | Future
|
Singular 1 ik zal beginnen2 jij zult beginnen3 hij zal beginnen | Plural1 wij zullen beginnen2 jullie zullen beginnen3 zij zullen beginnen | Past perfect
|
Singular 1 ik was begonnen2 jij was begonnen3 hij was begonnen | Plural1 wij waren begonnen2 jullie waren begonnen3 zij waren begonnen | Future perfect
|
Singular 1 ik zal begonnen zijn2 jij zult begonnen zijn3 hij zal begonnen zijn | Plural1 wij zullen begonnen zijn2 jullie zullen begonnen zijn3 zij zullen begonnen zijn | Conditional
|
Singular 1 ik zou beginnen2 jij zou beginnen3 hij zou beginnen | Plural1 wij zouden beginnen2 jullie zouden beginnen3 zij zouden beginnen | Conditional perfect
|
Singular 1 ik zou begonnen zijn2 jij zou begonnen zijn3 hij zou begonnen zijn | Plural1 wij zouden begonnen zijn2 jullie zouden begonnen zijn3 zij zouden begonnen zijn |