Présent |
Singulier 1 ik vermoed2 jij vermoedt3 hij vermoedt | Pluriel1 wij vermoeden2 jullie vermoeden3 zij vermoeden |
Imparfait (prétérit)
|
Singulier 1 ik vermoedde2 jij vermoedde3 hij vermoedde | Pluriel1 wij vermoedden2 jullie vermoedden3 zij vermoedden | Perfect
|
Singulier 1 ik heb vermoed2 jij hebt vermoed3 hij heeft vermoed | Pluriel1 wij hebben vermoed2 jullie hebben vermoed3 zij hebben vermoed | Futur
|
Singulier 1 ik zal vermoeden2 jij zult vermoeden3 hij zal vermoeden | Pluriel1 wij zullen vermoeden2 jullie zullen vermoeden3 zij zullen vermoeden | Plus-que-parfait
|
Singulier 1 ik had vermoed2 jij had vermoed3 hij had vermoed | Pluriel1 wij hadden vermoed2 jullie hadden vermoed3 zij hadden vermoed | Futur antérieur
|
Singulier 1 ik zal vermoed hebben2 jij zult vermoed hebben3 hij zal vermoed hebben | Pluriel1 wij zullen vermoed hebben2 jullie zullen vermoed hebben3 zij zullen vermoed hebben | Conditionnel présent
|
Singulier 1 ik zou vermoeden2 jij zou vermoeden3 hij zou vermoeden | Pluriel1 wij zouden vermoeden2 jullie zouden vermoeden3 zij zouden vermoeden | Conditionnel passé
|
Singulier 1 ik zou vermoed hebben2 jij zou vermoed hebben3 hij zou vermoed hebben | Pluriel1 wij zouden vermoed hebben2 jullie zouden vermoed hebben3 zij zouden vermoed hebben |