Présent |
Singulier 1 ik vergeet2 jij vergeet3 hij vergeet | Pluriel1 wij vergeten2 jullie vergeten3 zij vergeten |
Imparfait (prétérit)
|
Singulier 1 ik vergat2 jij vergat3 hij vergat | Pluriel1 wij vergaten2 jullie vergaten3 zij vergaten | Perfect
|
Singulier 1 ik heb vergeten2 jij hebt vergeten3 hij heeft vergeten | Pluriel1 wij hebben vergeten2 jullie hebben vergeten3 zij hebben vergeten | Futur
|
Singulier 1 ik zal vergeten2 jij zult vergeten3 hij zal vergeten | Pluriel1 wij zullen vergeten2 jullie zullen vergeten3 zij zullen vergeten | Plus-que-parfait
|
Singulier 1 ik had vergeten2 jij had vergeten3 hij had vergeten | Pluriel1 wij hadden vergeten2 jullie hadden vergeten3 zij hadden vergeten | Futur antérieur
|
Singulier 1 ik zal vergeten hebben2 jij zult vergeten hebben3 hij zal vergeten hebben | Pluriel1 wij zullen vergeten hebben2 jullie zullen vergeten hebben3 zij zullen vergeten hebben | Conditionnel présent
|
Singulier 1 ik zou vergeten2 jij zou vergeten3 hij zou vergeten | Pluriel1 wij zouden vergeten2 jullie zouden vergeten3 zij zouden vergeten | Conditionnel passé
|
Singulier 1 ik zou vergeten hebben2 jij zou vergeten hebben3 hij zou vergeten hebben | Pluriel1 wij zouden vergeten hebben2 jullie zouden vergeten hebben3 zij zouden vergeten hebben |